Genealogie door Ferrie Moubis
Carolina van den Broek
Carolina van den Broek.

relatie
met

Anastasius Hoogenhuis.

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Antonius*1864 Leeuwarden †1950  85


Arnold Antoon Eduard Goossens
in
Parenteel van Antonius (Theunis) Goossens.

Arnold Antoon Eduard Goossens, geb. Venlo op 11 jul 1815, medicine doctor, ovl. (77 jaar oud) Venlo op 23 mei 1893.

tr. (resp. 30 en 23 jaar oud) (Burgerlijke Stand) Roermond op 20 okt 1845
met

Johanna Henriette Louisa Ariens, geb. Venlo op 3 nov 1821, ovl. (69 jaar oud) Venlo op 2 jul 1891.


Bronnen:
1.Geboorteakte Emilia Henriëtta Ursula Goossens, Regionaal Historisch Centrum Limburg, B.S. Venlo, 12.120-17, Venlo, 7 feb 1825 (7 feb 1825 akte 27)
2.Notities Caroline Moubis over Goossens in Breyell 1709-1922, AFM0176
3.Overlijdensakte Emilia Henriëtta Ursula Goossens, www.familysearch.org, B.S. Luik, Luik [België], 30 mei 1841 (31 mei 1841 akte 1008)


Johanna Henriette Louisa Ariens
in
Parenteel van Antonius (Theunis) Goossens.

Johanna Henriette Louisa Ariens, geb. Venlo op 3 nov 1821, ovl. (69 jaar oud) Venlo op 2 jul 1891.

tr. (resp. 23 en 30 jaar oud) (Burgerlijke Stand) Roermond op 20 okt 1845
met

Arnold Antoon Eduard Goossens, geb. Venlo op 11 jul 1815, medicine doctor, ovl. (77 jaar oud) Venlo op 23 mei 1893.


Bronnen:
1.Geboorteakte Eugčne Lodewijk Antoon Hubert Ariëns, Regionaal Historisch Centrum Limburg, B.S. Roermond, 12.089-19, Roermond, 21 mei 1840 (21 mei 1840 akte 96)
2.Overlijdensakte Eugčne Louis Antoine Hubert Ariëns, Streekarchief Langstraat, Heusden en Altena, B.S. Heusden, 1025-4099, Heusden, 23 mei 1889 (23 mei 1889 akte 27)


Victoire Jeanne Marie Berger
in
Parenteel van Jan Moubis.

Victoire Jeanne Marie Berger1, geb. Roermond op 29 dec 1900, ovl. (83 jaar oud) Oegstgeest op 16 mrt 1984.

tr. (resp. 21 en 29 jaar oud) (Burgerlijke Stand) Roermond op 12 sep 1922
met

Felix Hendrik Eigenius Guljé1,4, geb. 's-Gravenhage1 op 26 jun 18934, fabrieksdirecteur 1, ovl. (52 jaar oud) Leiden op 1 mrt 1946 22:15 uur (getuige: Martinus Josef Maria van der Voorne (aang.) (23 jaar oud), doodkistenmaker, wonende te Leiden)1,4, tr. (resp. 25 en 21 jaar oud) (1) 's-Gravenhage op 16 jul 1918 Johanna Hartman4, geb. Den Helder op 17 okt 18964, ovl. (22 jaar oud) 's-Gravenhage op 28 nov 19184.

Felix Hendrik Eigenius Guljé.
Felix Hendrik Eugčne Guljé was een werktuigbouwkundig ingenieur, die na zijn studie aan de Technische Hogeschool Delft werkzaam was bij de Hollandsche Constructie Werkplaatsen (HCW) in Leiden. Na de functie van hoofdingenieur te hebben vervuld was hij directeur. Verder bekleedde hij diverse bestuurlijke functies. Hij was ondervoorzitter van de afdeling Grootbedrijf van de Kamer van Koophandel en landelijk voorzitter van de Algemene Katholieke Werkgeversvereniging. Toen deze tijdens de oorlog verboden werd, bleef hij deze organisatie vanuit de illegaliteit leiden.
Na de Tweede Wereldoorlog werd hij op grond van zijn functie bij de HCW verdacht van economische collaboratie. Hij werd in mei 1945 geschorst, zat van augustus tot oktober 1945 gevangen en stond vervolgens onder huisarrest. Het onderzoek van mei 1945 tot januari 1947 naar Guljé en een ander HCW-directielid is geseponeerd na de dood van Guljé . Volgens de rechtshistoricus Joggli Meihuizen is er geen sprake geweest van vrijspraak maar moest de zaak tegen Guljé wegens diens dood worden geseponeerd. Verder heeft Meihuizen geen bewijs gevonden dat Guljé onderduikers in huis heeft gehad: "Hij heeft wel de Joodse onderduikers van zijn overburen van voedsel voorzien en de toezegging gedaan dat, mocht de nood aan de man zijn, ze bij hem terecht konden. Zover is het echter voor zover ik kan nagaan, nooit gekomen.
Op 1 maart 1946 werd 's avonds omstreeks tien uur aangebeld bij de woning van Guljé aan de Van Slingelandtlaan in Leiden. Zijn echtgenote trof een ongeveer veertigjarige vrouw aan de voordeur, die erop stond persoonlijk een brief te overhandigen aan Guljé. Even later hoorde mevrouw Guljé een schot, waarna ze haar man neergeschoten vond in de gang. Guljé overleed kort daarna.
In de media werd gesuggereerd dat het schot mogelijk door een tweede persoon was gelost. Hiervoor waren echter geen getuigen. Kort na de aanslag zou een rode auto met hoge snelheid zijn weggereden. Algemeen werd aangenomen dat de moord een afrekening was in verband met de beschuldigingen van collaboratie.
De aanslag kreeg veel aandacht van de media en werd alom afgekeurd. Enkele dagen na de moord brachten minister-president Schermerhorn en minister van Justitie Kolfschoten een condoléancebezoek aan het gezin Guljé. Op 6 maart 1946 vond in Oegstgeest onder grote belangstelling de uitvaart plaats. Tijdens de dienst werd gesproken door onder meer politicus en verzetsman Jaap le Poole, die memoreerde dat Guljé hem tijdens de oorlog had geholpen met verzetsactiviteiten en dat hij korte tijd ondergedoken had gezeten bij de familie Guljé.
De politie vond geen aanknopingspunten die hadden kunnen leiden tot een oplossing van de zaak. Enkele maanden na de moord werd het onderzoek op een laag pitje gezet. In 1948 werd het definitief gestaakt. De onopgeloste zaak bleef de gemoederen echter bezighouden. In 1998 kon uit een antwoord van minister Benk Korthals op Kamervragen worden opgemaakt dat het onderzoeksdossier zoekgeraakt en vermoedelijk vernietigd was.
In juli 1999 dook het dossier alsnog op bij een inventarisatie van het politie-archief in het Leidse Gemeentearchief. Volgens Eugčne Guljé (1925-2008), een zoon van ir. F.H.E. Guljé, bleek uit het dossier een geringe vasthoudendheid van de Leidse politie. Uit het dossier bleek dat er een verdenking was geweest tegen de ondercommandant van de Doelenkazerne in Leiden, waar Guljé in 1945 gevangen had gezeten. Guljé zou een geheim rapport hebben aangelegd over misstanden in de kazerne en dit doorgespeeld hebben aan de regering. Een medeverdachte van de ondercommandant was een vrouw die kort na de moord naar Indië was geëmigreerd en nooit verder was verhoord. In 1954 was een nieuwe tip binnengekomen, die niet was onderzocht.
Kamerlid Gerritjan van Oven, die het dossier had bestudeerd, noemde het opvallend dat minister-president Schermerhorn de familie kort na de moord bezocht, terwijl Guljé op dat moment nog niet was gerehabiliteerd van de collaboratiebeschuldigingen. Ir. Guljé zou kandidaat voor een ministerspost voor de KVP zijn geweest.
In januari 2011 bekende de 96-jarige Atie Ridder-Visser uit Rotterdam Felix Guljé te hebben doodgeschoten.Ze deed dit in een brief aan burgemeester Henri Lenferink van Leiden. Lenferink voerde daarop gesprekken met Ridder-Visser, nabestaanden van Guljé en andere betrokkenen. Hij stelde het Openbaar Ministerie op de hoogte en bracht op 8 juni 2011 de kwestie in de media. Volgens het Openbaar Ministerie is de moord in maart 1964 verjaard en heeft de bekentenis daarom vooral historische betekenis. De hoogbejaarde en invalide mevrouw Ridder-Visser zou niet worden vervolgd. Ze heeft in mei 2011 een ontmoeting gehad met twee kleinkinderen van Guljé.
Atie Visser was in de Tweede Wereldoorlog actief in het verzet. Zij was onder de schuilnaam 'Karin' lid van de knokploeg van verzetsstrijder Marinus Post. Ze was als lid van de naoorlogse Politieke Opsporingsdienst (POD) werkzaam geweest op de Leidse Doelenkazerne, waar Guljé in 1945 gevangen zat, maar was daar niet met hem in aanraking gekomen. In verzetskringen werd het bedrijf van Guljé verdacht van collaboratie. Het bedrijf heeft in opdracht van de Duitse bezettingsmacht de brug bij het Warmonder Tolhek in Oegstgeest hersteld. Die was eerder door het verzet vernield, om te voorkomen dat de Duitsers die brug zouden gebruiken om Leiden aan te vallen als de geallieerden zouden oprukken. Visser besloot in samenspraak met voormalig verzetsleider Dick Spoor en een medewerker van de POD tot liquidatie van Guljé, hoewel de bevrijding van Nederland al tien maanden eerder had plaatsgevonden. Nadat Spoor de lamp bij de voordeur van Guljé had losgedraaid, belde Visser aan en schoot Guljé neer. Spoor en het derde lid van het groepje stonden op dat moment verscholen. Visser emigreerde in 1947 naar Nederlands-Indië, waar ze haar man ontmoette en trouwde. Op 5 mei 1982 ontving ze in Leiden het Verzetsherdenkingskruis.
Tot haar uiteindelijke bekentenis is Ridder-Visser nooit in beeld geweest als verdachte van de moord op ir. Guljé. Ze stelde na haar bekentenis dat zij door haar vertrek in 1947 niet op de hoogte was geweest van de aandacht die de zaak in de media had gekregen. Ze zei al die jaren nooit te hebben geweten dat Guljé actief was als verzetsstrijder en dat de beschuldigingen van collaboratie onterecht waren. Omdat zij nog steeds last had van haar geweten, schreef zij de brief. Zij gaf toe dat zij zich bij haar daad niet had laten leiden door feiten, maar door geruchten en overtuigingen. Zij gaf in een interview in Uitgesproken EO op 9 juni 2011 echter aan geen spijt te hebben. Desgevraagd zei ze ervan overtuigd te zijn dat ze goede redenen had gehad de daad te plegen. Dit leidde tot grote verontwaardiging in kringen van voormalig verzetsstrijders. Ook op 12 juni was ze weer te horen, in een persoonlijke voicemail aan het VPRO-radioprogramma OVT. Het herstel van de brug betitelde ze daarin als landverraad. In een interview dat NRC Handelsblad publiceerde op 17 juni zei Ridder-Visser dat het aanvankelijk de bedoeling was haar bekentenis aan Lenferink privé te houden, maar dat ze in haar tweede gesprek met hem akkoord ging met zijn beslissing om de zaak toch in de publiciteit te brengen.
Omdat in het Koninklijk Besluit waarin het Verzetsherdenkingskruis werd ingesteld, geen sprake is van het weer afnemen van deze decoratie, hoefde zij het kruis niet in te leveren[15] Burgemeester Lenferink stelde in zijn verklaring van 8 juni 2011 dat naar zijn oordeel "de moord ook nu nog, na 65 jaar ten stelligste moet worden veroordeeld. Het is een geval van eigenrichting geweest en dat is op zich al niet acceptabel".[10] Atie Ridder-Visser overleed op 20 augustus 2014 op honderdjarige leeftijd.

Uit dit huwelijk:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen



Bronnen:
1.Geboorteakte Maria Eugénie Agnes Bongaerts, Regionaal Historisch Centrum Limburg, B.S. Roermond, 12.089-27, Roermond, 20 jun 1873 (20 jun 1873 akte 129)
2.Overlijdensadvertentie Maria Eugenie Agnes Bongaerts, C.B.G., Roermond, 15 jul 1937
3.Overlijdensakte Felix Hendrik Eugenius Guljé, Erfgoed Leiden en Omstreken, B.S. Leiden, 1005-134, Leiden, 5 mrt 1946 (5 mrt 1946 akte 226)
4.Nederlands Patriciaat, jaargang 49, 1963


Felix Hendrik Eigenius Guljé
in
Parenteel van Jan Moubis.

Felix Hendrik Eigenius Guljé1,2, geb. 's-Gravenhage1 op 26 jun 18932, fabrieksdirecteur 1, ovl. (52 jaar oud) Leiden op 1 mrt 1946 22:15 uur (getuige: Martinus Josef Maria van der Voorne (aang.) (23 jaar oud), doodkistenmaker, wonende te Leiden)1,2.

Felix Hendrik Eigenius Guljé.
Felix Hendrik Eugčne Guljé was een werktuigbouwkundig ingenieur, die na zijn studie aan de Technische Hogeschool Delft werkzaam was bij de Hollandsche Constructie Werkplaatsen (HCW) in Leiden. Na de functie van hoofdingenieur te hebben vervuld was hij directeur. Verder bekleedde hij diverse bestuurlijke functies. Hij was ondervoorzitter van de afdeling Grootbedrijf van de Kamer van Koophandel en landelijk voorzitter van de Algemene Katholieke Werkgeversvereniging. Toen deze tijdens de oorlog verboden werd, bleef hij deze organisatie vanuit de illegaliteit leiden.
Na de Tweede Wereldoorlog werd hij op grond van zijn functie bij de HCW verdacht van economische collaboratie. Hij werd in mei 1945 geschorst, zat van augustus tot oktober 1945 gevangen en stond vervolgens onder huisarrest. Het onderzoek van mei 1945 tot januari 1947 naar Guljé en een ander HCW-directielid is geseponeerd na de dood van Guljé . Volgens de rechtshistoricus Joggli Meihuizen is er geen sprake geweest van vrijspraak maar moest de zaak tegen Guljé wegens diens dood worden geseponeerd. Verder heeft Meihuizen geen bewijs gevonden dat Guljé onderduikers in huis heeft gehad: "Hij heeft wel de Joodse onderduikers van zijn overburen van voedsel voorzien en de toezegging gedaan dat, mocht de nood aan de man zijn, ze bij hem terecht konden. Zover is het echter voor zover ik kan nagaan, nooit gekomen.
Op 1 maart 1946 werd 's avonds omstreeks tien uur aangebeld bij de woning van Guljé aan de Van Slingelandtlaan in Leiden. Zijn echtgenote trof een ongeveer veertigjarige vrouw aan de voordeur, die erop stond persoonlijk een brief te overhandigen aan Guljé. Even later hoorde mevrouw Guljé een schot, waarna ze haar man neergeschoten vond in de gang. Guljé overleed kort daarna.
In de media werd gesuggereerd dat het schot mogelijk door een tweede persoon was gelost. Hiervoor waren echter geen getuigen. Kort na de aanslag zou een rode auto met hoge snelheid zijn weggereden. Algemeen werd aangenomen dat de moord een afrekening was in verband met de beschuldigingen van collaboratie.
De aanslag kreeg veel aandacht van de media en werd alom afgekeurd. Enkele dagen na de moord brachten minister-president Schermerhorn en minister van Justitie Kolfschoten een condoléancebezoek aan het gezin Guljé. Op 6 maart 1946 vond in Oegstgeest onder grote belangstelling de uitvaart plaats. Tijdens de dienst werd gesproken door onder meer politicus en verzetsman Jaap le Poole, die memoreerde dat Guljé hem tijdens de oorlog had geholpen met verzetsactiviteiten en dat hij korte tijd ondergedoken had gezeten bij de familie Guljé.
De politie vond geen aanknopingspunten die hadden kunnen leiden tot een oplossing van de zaak. Enkele maanden na de moord werd het onderzoek op een laag pitje gezet. In 1948 werd het definitief gestaakt. De onopgeloste zaak bleef de gemoederen echter bezighouden. In 1998 kon uit een antwoord van minister Benk Korthals op Kamervragen worden opgemaakt dat het onderzoeksdossier zoekgeraakt en vermoedelijk vernietigd was.
In juli 1999 dook het dossier alsnog op bij een inventarisatie van het politie-archief in het Leidse Gemeentearchief. Volgens Eugčne Guljé (1925-2008), een zoon van ir. F.H.E. Guljé, bleek uit het dossier een geringe vasthoudendheid van de Leidse politie. Uit het dossier bleek dat er een verdenking was geweest tegen de ondercommandant van de Doelenkazerne in Leiden, waar Guljé in 1945 gevangen had gezeten. Guljé zou een geheim rapport hebben aangelegd over misstanden in de kazerne en dit doorgespeeld hebben aan de regering. Een medeverdachte van de ondercommandant was een vrouw die kort na de moord naar Indië was geëmigreerd en nooit verder was verhoord. In 1954 was een nieuwe tip binnengekomen, die niet was onderzocht.
Kamerlid Gerritjan van Oven, die het dossier had bestudeerd, noemde het opvallend dat minister-president Schermerhorn de familie kort na de moord bezocht, terwijl Guljé op dat moment nog niet was gerehabiliteerd van de collaboratiebeschuldigingen. Ir. Guljé zou kandidaat voor een ministerspost voor de KVP zijn geweest.
In januari 2011 bekende de 96-jarige Atie Ridder-Visser uit Rotterdam Felix Guljé te hebben doodgeschoten.Ze deed dit in een brief aan burgemeester Henri Lenferink van Leiden. Lenferink voerde daarop gesprekken met Ridder-Visser, nabestaanden van Guljé en andere betrokkenen. Hij stelde het Openbaar Ministerie op de hoogte en bracht op 8 juni 2011 de kwestie in de media. Volgens het Openbaar Ministerie is de moord in maart 1964 verjaard en heeft de bekentenis daarom vooral historische betekenis. De hoogbejaarde en invalide mevrouw Ridder-Visser zou niet worden vervolgd. Ze heeft in mei 2011 een ontmoeting gehad met twee kleinkinderen van Guljé.
Atie Visser was in de Tweede Wereldoorlog actief in het verzet. Zij was onder de schuilnaam 'Karin' lid van de knokploeg van verzetsstrijder Marinus Post. Ze was als lid van de naoorlogse Politieke Opsporingsdienst (POD) werkzaam geweest op de Leidse Doelenkazerne, waar Guljé in 1945 gevangen zat, maar was daar niet met hem in aanraking gekomen. In verzetskringen werd het bedrijf van Guljé verdacht van collaboratie. Het bedrijf heeft in opdracht van de Duitse bezettingsmacht de brug bij het Warmonder Tolhek in Oegstgeest hersteld. Die was eerder door het verzet vernield, om te voorkomen dat de Duitsers die brug zouden gebruiken om Leiden aan te vallen als de geallieerden zouden oprukken. Visser besloot in samenspraak met voormalig verzetsleider Dick Spoor en een medewerker van de POD tot liquidatie van Guljé, hoewel de bevrijding van Nederland al tien maanden eerder had plaatsgevonden. Nadat Spoor de lamp bij de voordeur van Guljé had losgedraaid, belde Visser aan en schoot Guljé neer. Spoor en het derde lid van het groepje stonden op dat moment verscholen. Visser emigreerde in 1947 naar Nederlands-Indië, waar ze haar man ontmoette en trouwde. Op 5 mei 1982 ontving ze in Leiden het Verzetsherdenkingskruis.
Tot haar uiteindelijke bekentenis is Ridder-Visser nooit in beeld geweest als verdachte van de moord op ir. Guljé. Ze stelde na haar bekentenis dat zij door haar vertrek in 1947 niet op de hoogte was geweest van de aandacht die de zaak in de media had gekregen. Ze zei al die jaren nooit te hebben geweten dat Guljé actief was als verzetsstrijder en dat de beschuldigingen van collaboratie onterecht waren. Omdat zij nog steeds last had van haar geweten, schreef zij de brief. Zij gaf toe dat zij zich bij haar daad niet had laten leiden door feiten, maar door geruchten en overtuigingen. Zij gaf in een interview in Uitgesproken EO op 9 juni 2011 echter aan geen spijt te hebben. Desgevraagd zei ze ervan overtuigd te zijn dat ze goede redenen had gehad de daad te plegen. Dit leidde tot grote verontwaardiging in kringen van voormalig verzetsstrijders. Ook op 12 juni was ze weer te horen, in een persoonlijke voicemail aan het VPRO-radioprogramma OVT. Het herstel van de brug betitelde ze daarin als landverraad. In een interview dat NRC Handelsblad publiceerde op 17 juni zei Ridder-Visser dat het aanvankelijk de bedoeling was haar bekentenis aan Lenferink privé te houden, maar dat ze in haar tweede gesprek met hem akkoord ging met zijn beslissing om de zaak toch in de publiciteit te brengen.
Omdat in het Koninklijk Besluit waarin het Verzetsherdenkingskruis werd ingesteld, geen sprake is van het weer afnemen van deze decoratie, hoefde zij het kruis niet in te leveren[15] Burgemeester Lenferink stelde in zijn verklaring van 8 juni 2011 dat naar zijn oordeel "de moord ook nu nog, na 65 jaar ten stelligste moet worden veroordeeld. Het is een geval van eigenrichting geweest en dat is op zich al niet acceptabel".[10] Atie Ridder-Visser overleed op 20 augustus 2014 op honderdjarige leeftijd.

tr. (resp. 25 en 21 jaar oud) (1) 's-Gravenhage op 16 jul 1918
met

Johanna Hartman2, geb. Den Helder op 17 okt 18962, ovl. (22 jaar oud) 's-Gravenhage op 28 nov 19182.

tr. (resp. 29 en 21 jaar oud) (2) (Burgerlijke Stand) Roermond op 12 sep 1922
met

Victoire Jeanne Marie Berger1, geb. Roermond op 29 dec 1900, ovl. (83 jaar oud) Oegstgeest op 16 mrt 1984.

Uit dit huwelijk:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen



Bronnen:
1.Overlijdensakte Felix Hendrik Eugenius Guljé, Erfgoed Leiden en Omstreken, B.S. Leiden, 1005-134, Leiden, 5 mrt 1946 (5 mrt 1946 akte 226)
2.Nederlands Patriciaat, jaargang 49, 1963


Eugenius Willem Guljé
Eugenius Willem Guljé1.

relatie
met

Catherine Wijdemans1.

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Felix*1893 's-Gravenhage †1946 Leiden 52



Bronnen:
1.Overlijdensakte Felix Hendrik Eugenius Guljé, Erfgoed Leiden en Omstreken, B.S. Leiden, 1005-134, Leiden, 5 mrt 1946 (5 mrt 1946 akte 226)


Catherine Wijdemans
Catherine Wijdemans1.

relatie
met

Eugenius Willem Guljé1.

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Felix*1893 's-Gravenhage †1946 Leiden 52



Bronnen:
1.Overlijdensakte Felix Hendrik Eugenius Guljé, Erfgoed Leiden en Omstreken, B.S. Leiden, 1005-134, Leiden, 5 mrt 1946 (5 mrt 1946 akte 226)


Maria Gras
Maria Gras, geb. Zaandam op 2 dec 1835.


Petronella Gras
Petronella Gras, geb. Zaandam op 21 jan 1838.


Christina Gras
Christina Gras, geb. Zaandam op 26 apr 1840.


Floris Gras
Floris Gras, geb. Zaandam op 25 okt 1843.


Simon Gras
Simon Gras, geb. Zaandam op 28 aug 1849.


Petrus van Leipzig
Petrus van Leipzig1,2,3, geb. vermoedelijk Tegelen circa 6 jan 1786, ged. 1 Tegelen op 6 jan 1786 (getuigen: Henricus van Leipzig en Adriana Jansen)1,2, ovl. (ongeveer 62 jaar oud) Tegelen op 17 nov 1848.

tr. (beiden 26 jaar oud) (Burgerlijke Stand) Tegelen op 30 okt 1812 (getuigen: Ernoud Thomassen (32 jaar oud en ), particulier, wonende te Roermond, Laurent Hamans (37 jaar oud en ), dagloner, wonende te Tegelen, Mathieu Tobosch (30 jaar oud en ), dagloner, wonende te Tegelen en Michel Janssen (31 jaar oud en ), dagloner, wonende te Tegelen)2,3, kerk.huw. Tegelen op 3 nov 1812 (getuigen: Johannes Pubben en Anna Maria van Leipzig)3
met

Ida Pubben4,2,3, geb. vermoedelijk Tegelen circa 21 jan 1786, ged. 4 Tegelen op 21 jan 1786 (getuigen: Stephanus Hendrix en Barbara Pubben)4,2, ovl. (ongeveer 59 jaar oud) Tegelen op 19 mrt 1845.

Uit dit huwelijk:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Maria*1820 Tegelen †1878 Tegelen 57



Bronnen:
1.Transcriptie doopakte Petrus van Leipzig, Website Toine Hendriks, Dopen Tegelen, D1786-001 43/1, RK, St.Martinus, Tegelen, 6 jan 1786 (6 jan 1786 blz. 43)
2.Transcriptie doopakte Ida Pubben, Website Toine Hendriks, Dopen Tegelen, D1786-002 43/2, RK, St.Martinus, Tegelen, 21 jan 1786 (21 jan 1786 blz. 43)
3.Huwelijk Petrus van Leibzig en Ida Pubben, Regionaal Historisch Centrum Limburg, B.S. Tegelen, 12.112-3, Tegelen, 30 okt 1812 (30 okt 1812 akte 9)
4.Transcriptie huwelijksakte Petrus van Leipzig en Ida Pubben, Website Toine Hendriks, Huw. Tegelen, H1812-009 52/4, RK, St.Martinus, Tegelen, 3 nov 1812 (1812 blz. 52)


Ida Pubben
Ida Pubben1,2,3, geb. vermoedelijk Tegelen circa 21 jan 1786, ged. 1 Tegelen op 21 jan 1786 (getuigen: Stephanus Hendrix en Barbara Pubben)1,2, ovl. (ongeveer 59 jaar oud) Tegelen op 19 mrt 1845.

tr. (beiden 26 jaar oud) (Burgerlijke Stand) Tegelen op 30 okt 1812 (getuigen: Ernoud Thomassen (32 jaar oud en ), particulier, wonende te Roermond, Laurent Hamans (37 jaar oud en ), dagloner, wonende te Tegelen, Mathieu Tobosch (30 jaar oud en ), dagloner, wonende te Tegelen en Michel Janssen (31 jaar oud en ), dagloner, wonende te Tegelen)2,3, kerk.huw. Tegelen op 3 nov 1812 (getuigen: Johannes Pubben en Anna Maria van Leipzig)3
met

Petrus van Leipzig4,2,3, geb. vermoedelijk Tegelen circa 6 jan 1786, ged. 4 Tegelen op 6 jan 1786 (getuigen: Henricus van Leipzig en Adriana Jansen)4,2, ovl. (ongeveer 62 jaar oud) Tegelen op 17 nov 1848.

Uit dit huwelijk:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Maria*1820 Tegelen †1878 Tegelen 57



Bronnen:
1.Transcriptie doopakte Petrus van Leipzig, Website Toine Hendriks, Dopen Tegelen, D1786-001 43/1, RK, St.Martinus, Tegelen, 6 jan 1786 (6 jan 1786 blz. 43)
2.Transcriptie doopakte Ida Pubben, Website Toine Hendriks, Dopen Tegelen, D1786-002 43/2, RK, St.Martinus, Tegelen, 21 jan 1786 (21 jan 1786 blz. 43)
3.Huwelijk Petrus van Leibzig en Ida Pubben, Regionaal Historisch Centrum Limburg, B.S. Tegelen, 12.112-3, Tegelen, 30 okt 1812 (30 okt 1812 akte 9)
4.Transcriptie huwelijksakte Petrus van Leipzig en Ida Pubben, Website Toine Hendriks, Huw. Tegelen, H1812-009 52/4, RK, St.Martinus, Tegelen, 3 nov 1812 (1812 blz. 52)


Gerardus Rovers
Gerardus Rovers1, geb. 1866 of 18671,1, geboortegetuige (aang.) van Gerardus Cornelius Rovers op 20 dec 1891 (24 jaar oud).

relatie
met

Theresia van den Boomen1, geb. circa 18581,1.

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerardus*1891 Eindhoven    



Bronnen:
1.Geboorteakte Gerardus Cornelius Rovers, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, B.S. Eindhoven, 10246-2895, Eindhoven, 20 dec 1891 (20 dec 1891 akte 151)


Theresia van den Boomen
Theresia van den Boomen1, geb. circa 18581,1.

relatie
met

Gerardus Rovers1, geb. 1866 of 18671,1, geboortegetuige (aang.) van Gerardus Cornelius Rovers op 20 dec 1891 (24 jaar oud).

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Gerardus*1891 Eindhoven    



Bronnen:
1.Geboorteakte Gerardus Cornelius Rovers, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, B.S. Eindhoven, 10246-2895, Eindhoven, 20 dec 1891 (20 dec 1891 akte 151)


Adriaan van Bakel
Adriaan van Bakel1,2, geb. 1828 of 18291, wever 1, geboortegetuige (aang.) van Anna Maria van Bakel op 17 sep 1862 (33 jaar oud), ovl. (66 jaar oud) voor 1894.

relatie
met

Anna Maria Roest1,2, geb. circa 18351, particulier 1, ovl. (hoogstens 59 jaar oud) voor 1894.

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Anna*1862 Waalre †1894 Eindhoven 31



Bronnen:
1.Geboorteakte Anna Maria van Bakel, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, B.S. Waalre, 10279-629, Waalre, 17 sep 1862 (17 sep 1862 akte 11)
2.Overlijdensakte Anna Maria van Bakel, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, B.S> Eindhoven, 10246-2929, Eindhoven, 19 jan 1894 (19 jan 1894 akte 9)


Anna Maria Roest
Anna Maria Roest1,2, geb. circa 18351, particulier 1, ovl. (hoogstens 59 jaar oud) voor 1894.

relatie
met

Adriaan van Bakel1,2, geb. 1828 of 18291, wever 1, geboortegetuige (aang.) van Anna Maria van Bakel op 17 sep 1862 (33 jaar oud), ovl. (66 jaar oud) voor 1894.

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Anna*1862 Waalre †1894 Eindhoven 31



Bronnen:
1.Geboorteakte Anna Maria van Bakel, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, B.S. Waalre, 10279-629, Waalre, 17 sep 1862 (17 sep 1862 akte 11)
2.Overlijdensakte Anna Maria van Bakel, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, B.S> Eindhoven, 10246-2929, Eindhoven, 19 jan 1894 (19 jan 1894 akte 9)


Jacobus Gerardus van Bakel
Jacobus Gerardus van Bakel1, geb. 1840 of 18411, fabrieksarbeider 1, geboortegetuige (aang.) van Jacobus van Bakel op 3 sep 1864 (23 jaar oud), ovl. (57 jaar oud) voor 1897.

relatie
met

Clazina Scheepers1, geb. circa 18371,1, ovl. (minstens 60 jaar oud) na 1897.

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jacobus*1864 Woensel en Eckart    



Bronnen:
1.Geboorteakte Jacobus van Bakel, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, B.S. Woensel en Eckart, 15434-1519, Woensel en Eckart, 3 sep 1864 (3 sep 1864 akte 72)


Clazina Scheepers
Clazina Scheepers1, geb. circa 18371,1, ovl. (minstens 60 jaar oud) na 1897.

relatie
met

Jacobus Gerardus van Bakel1, geb. 1840 of 18411, fabrieksarbeider 1, geboortegetuige (aang.) van Jacobus van Bakel op 3 sep 1864 (23 jaar oud), ovl. (57 jaar oud) voor 1897.

Uit deze relatie:

 naamgeb.plaatsovl.plaatsoudrelatiekinderen
Jacobus*1864 Woensel en Eckart    



Bronnen:
1.Geboorteakte Jacobus van Bakel, Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, B.S. Woensel en Eckart, 15434-1519, Woensel en Eckart, 3 sep 1864 (3 sep 1864 akte 72)