Het levensverhaal van Tonnie Moubis kende een triest begin triest en een triest einde. Daar tussenin leefde een flierefluiter die de Tweede Wereld Oorlog ternauwernood heelhuids doorkwam.

Zijn eerste levensjaren.

Tonnie en zijn oudere broer Ferrie
  Tonnie en zijn oudere broer Ferrie

Tonnie Moubis werd geboren op 14 juni 1914 in Oss aan de Heesscheweg 16 waar zijn ouders woonden. Op 27 oktober 1917 verhuisde het gezin Moubis naar de Rozemarijnstraat in Eindhoven waar vader Moubis een baan als onderwijzer had gekregen. Precies 3 jaar later verhuisde Tonnie met het gezin naar de Sperwerlaan 1 in Stratum maar twee maanden later was dat door annexatie voortaan Eindhoven. In 1923 verloor Tonnie zijn moeder en kort daarop in 1925 stierf zijn vader en Tonnie was op 11 jarige leeftijd al wees. In 1926 gaat Tonnie intern bij de paters Augustijnen wonen en volgt het gymnasium. In 1927 verblijft hij nog korte tijd op Rolduc in Limburg maar in juni 1930 behaalt hij met succes het diploma gymnasium A bij de paters Augustijnen in Eindhoven. Na zijn eindexamen vertrekt Tonnie op advies van een van de paters van het gymnasium naar Parijs om daar goed Frans te leren en een cursus boekhouden te doen. Na een jaar keerde hij terug maar zijn kennis van het Frans was niet al te best. 

In 1931 kwam hij weer in Eindhoven wonen en is dan volgens het bevolkingsregister “correspondent”. Hij woonde in die stad achtereenvolgens:

7 december 1931

Prins Hendrikstraat 31

Bij zijn broer Gérard.

20 juni 1932

Oranjestraat 22

Bij zijn broer Gérard.

22 december 1933

Roostenlaan 33

In pension?

18 januari 1936

PLoegstraat 18A

Bij zijn broer Gérard.

26 juli 1938

Boschdijk 466 

Bij zijn broer Jo, mijn vader

12 december 1939

Frederika van Pruisenweg 28

Bij Leo en To van Wijngaarden in pension.

 Na de oorlog verklaarde Tonnie dat hij bij het begin van de oorlog aan de Hagenkampweg 154 woonde maar daar is administratief niets van terug te vinden. Wel is zeker dat hij daar na de oorlog woonde maar daarover verder in dit verhaal meer. 

De oorlog '40-'45.

Mei 1940, toen de oorlog uitbrak, had Tonnie al allerlei baantjes gehad, echt een man van 12 ambachten en 13 ongelukken. Aan het begin van de oorlog werkte hij bij boekhandel M.A.J. Voorhoeve aan het Stratumseind 64 in Eindhoven. In 1941 trad hij in dienst bij het Rijkskolenbureau, een onderdeel van het Gemeentelijk Distributiekantoor, dat aan de Gagelstraat in Eindhoven gevestigd was. Hij kreeg daar de taak om brandstoffen aan bedrijven e.d. toe te kennen maar al snel deelde hij niet alleen brandstofbonnen uit maar ook voedselbonnen. En Tonnie kreeg daar dus een nogal "fraudegevoelige" baan. 

Tonnie ca. 1939
       Tonnie ca. 1939

Direct na zijn indiensttreding kwamen er al snel verzoeken van de illegaliteit om extra toewijzingen van brandstofbonnen voor diverse instellingen en bedrijven teneinde het personeel daarmee aan het werk te kunnen houden en zodoende tewerkstelling in Duitsland tegen te gaan. Ene A. Mulder verklaarde na de oorlog tegenover de Stichting '40-'45 dat Tonnie via hem brandstofbonnen had bezorgd voor de onderduikerskampen in Someren en Asten. Als mijn moeder, zoals iedereen, bonnen kwam halen op de Gagelstraat kreeg ze die natuurlijk van haar zwager Tonnie. En zo vielen er, als er even niet werd opgelet, altijd wel enkele extra bonkaarten te versieren die mijn moeder razendsnel in haar tas wegmoffelde en meenam. Tonnie bracht soms zelfs centimeters dikke stapels brandstofbonnen mee die hij op het bureau jatte en aan de illegaliteit deed toekomen voor de verzorging van onderduikers. Tonnie "rommelde" veel en dat werd hem op den duur noodlottig.

In de illegaliteit.

Uit verhalen van mijn moeder kreeg ik te horen dat een van de illegale activiteiten die Tonnie ondernam het stelen van wapens was van Duitse militairen. Men ging als volgt tewerk: met twee man ging men in een zaak binnen waar veel Duitsers koffie gingen drinken of eten. Men hing zijn jas over de koppel (met pistool) van de Duitser en zorgde dat er snel koffie gedronken werd. Bij het vertrek werd de jas op de arm meegenomen en de koppel met het wapen verdwenen naar de illegaliteit. Een van de vrienden van Tonnie, de heer A. Melis, had zo een pistool gestolen bij het restaurant "Cecil" in de Nieuwstraat. Op het kantoor waar Tonnie werkte was ook een  collega, Herman Koeweiden. Deze was op de hoogte van het feit dat Tonnie het pistool van Melis had ontvangen. Koeweiden was tot de oorlog militair geweest en was zeer fel tegen de Duitsers en de N.S.B. En dat stak hij niet onder stoelen of banken. Koeweiden vroeg of hij het pistool met de bijbehorende munitie mocht hebben want hij wilde daar "te zijner tijd" gebruik van maken.

Arrestatie.

Mijn ouders, Jo en Zus Moubis, kwamen medio maart ‘44 ook bij de familie van Wijngaarden aan de Frederika van Pruisenweg 28 in pension. Mijn vader werd enkele dagen voor de 15e maart '44 door een onbekende gewaarschuwd dat Tonnie door de politie opgehaald zou worden. Tonnie reageerde heel laconiek en dacht dat het zo’n vaart niet zou lopen. 15 maart om half een ‘s nachts stonden twee zwart geüniformeerde mannen van de S.D. aan de deur om hem op te halen. Een van hen was de landverrader van der Vloed die na de oorlog 8 jaar gevangenis kreeg voor zijn landverraad. De twee doorzochten het hele huis maar vonden niets. Mijn moeder had een stapel bonkaarten van Tonnie in haar tas zitten maar die lag onder het bed en er werd niet gevonden. Tonnie had volgens mijn moeder een revolver in de dakgoot onder de pannen liggen en ook deze werd niet gevonden. Tonnie werd wel gearresteerd.

De oorzaak van zijn arrestatie was, naar zeggen van mijn moeder, een ongelukkige liefde. Tonnies’ vriend, Herman Koeweiden, had verkering met ene Jeanne Maas. Toen Koeweiden de verkering uitmaakte gaf Jeanne Maas uit woede haar vriend bij de politie aan en zo kwam de georganiseerde wapendiefstal aan het licht. Na de oorlog was het, naar het schijnt, nog goed gekomen tussen die twee en zijn ze zelfs getrouwd.

Tonnie zelf verklaarde na de oorlog dat er bij de Koeweidens een meisje in huis woonde die Herman Koeweiden verraden had. De S.D. doorzocht het huis van de familie Koeweiden en vond het pistool met de bijbehorende munitie in een uitgesneden ruimte in een boek. Herman Koeweiden werd gearresteerd en bekende het pistool van Tonnie te hebben ontvangen. Het meisje kreeg na de oorlog 5 jaar gevangenisstraf.

Zus Moubis vertelde.

Direct na de arrestatie van Tonnie zei mijn vader tegen mijn moeder dat ze moest maken dat ze wegkwam met de boekentas met bonkaarten en dat ze zich van de kaarten moest ontdoen. Mijn moeder ging naar haar vriendin Marietje Looymans die getrouwd was met drogist Tonnie Croone. Daar aangekomen kwam tot ieders ontzetting de beruchte politieagent Strik binnen. Hij beschuldigde Tonnie Croone ervan een radio in huis te hebben wat in die tijd streng verboden was. Hij vond de radio zonder veel zoeken in de kelder vermoedelijk omdat hij wist waar hij moest zoeken. Omdat Tonnie Croone niet thuis was werd zijn vrouw Marietje door Strik opgebracht naar het politiebureau. In de hele buurt stonden mensen die wisten dat Strik bij Croone in huis was Tonnie Croone op te wachten om hem te waarschuwen dat er bij hem thuis iets aan de hand was. Marietje had in het voorbijgaan tegen mijn moeder gezegd: "ga naar ons moeder!" Mijn moeder, met boekentas met bonkaarten, haastte zich naar moeder Looymans. Bij aankomst zag ze een aantal mensen achter het huis over de muur klimmen en wegrennen. De familie Looymans was al gewaarschuwd dat er wat gebeurd was. De vluchters bleken onderduikers te zijn die een goed heenkomen zochten. Bij de familie Looymans werden onmiddellijk honderden bonkaarten in een potkacheltje verbrand. Later hoorde mijn moeder dat Marietje Looymans Tonnie Moubis op het bureau in een cel getroffen had. Wegens het betrekkelijk lichte vergrijp dat zij begaan had werd haar opgedragen eten rond te brengen bij de andere gevangenen.

Veroordeeld.

Vrijwel direct na zijn arrestatie, op 22 maart 1944, werd Tonnie overgebracht naar het Polizeiliches Durgangslager Amersfoort. Hij werd er in mei ziek en belandde van 6 mei tot 30 mei in de ziekenbarak. Op 10 juni werd hij overgeplaatst naar de Wehrmachtgevangenis in Utrecht. Op 24 juli 1944 werd Tonnie door het Deutsche Obergericht in den Besetzten Niederländischen Gebiete in Nijmegen tot slechts twee jaar tuchthuisstraf veroordeeld wegens verboden wapenbezit. Voor de rechtbank beweerde Tonnie nog het pistool in 1941 gevonden te hebben bij de urinoirs op de Emmasingel. Hij stelde ook dat hij er vanaf wilde. Omdat zijn collega Herman Koeweiden zo aandrong had hij het pistool toen maar aan hem gegeven. In de straf voor Tonnie werd meegewogen dat in 1941 nog niet bekend was dat op verboden wapenbezit zeer strenge straffen stonden. Zijn kompaan Herman Koeweiden kwam er beduidend slechter vanaf. Hij werd ter dood veroordeeld omdat de rechtbank vond dat hij als onderofficier had moeten weten dat op verboden wapenbezit de doodstraf stond. Bovendien had hij het wapen gedurende lange tijd (1941-1944) in zijn bezit gehad. Koeweiden ontsnapte uiteindelijk aan de doodstraf door de inspanningen van zijn vrouw en familie. Zij wisten zelfs tot Rauter door te dringen en de doodstraf voor Herman Koeweiden werd omgezet in levenslang. Hij doorstond de oorlog heelhuids en werkte na de bevrijding als tolk voor de Amerikaanse bevrijders. Daarna ging hij in dienst van Philips en overleed in 2005.

307 dagen in concentratiekampen.

Na zijn veroordeling werd Tonnie vrijwel direct daarna, op 1 augustus 1944, vanuit de Wehrmachtgevangenis in Utrecht naar Duitsland gebracht en verbleef achtereenvolgens in:

Van

Tot

Plaats

1 augustus 1944

1 september 1944

Kamp Hürth ressorterend onder de strafgevangenis en tuchthuis Siegburg.

1 september 1944

20 october 1944

Kamp Wesseling bij Keulen

20 oktober 1944

20 november 1944

Tuchthuis Kassel

20 november 1944

30 april 1945

Kamp Prenzlau

Kamp Hürth.

Kamp Hürth was slechts een klein kamp dat onder het tuchthuis en de strafgevangenis van Siegburg viel. In dit kamp werden gevangenen onder meer gebruikt om in het nabij gelegen Keulen het puin van de geallieerde bombardementen op te ruimen. Er is weinig over dit kamp bekend.

Kamp Wesseling.

Kamp Wesseling ligt ook vlak bij Keulen. Dit was een dwangarbeiderskamp waar mensen tewerkgesteld werden in de lokale industrie. Een van de beruchte bedrijven was Reederei Braunkohle waar bruinkool verladen werd in binnenvaartschepen die op de Rijn voeren.

Tuchthuis Kassel.

De gevangenis en het tuchthuis Kassel zou zich boven de stad bevonden hebben volgens Tonnie. Hij vertelde na de oorlog dat hij vanuit de gevangenis de stad Kassel had zien bombarderen. En dat lijkt juist te zijn want in de nacht van 22 op 23 oktober 1944, drie dagen na aankomst van Tonnie, werd de stad gebombardeerd door de RAF. 80% van de stad veranderde in puin waaronder de volledige oude binnenstad en er vielen ongeveer 10.000 doden. Dat mondelinge overlevering niet altijd juist blijft blijkt wel uit het feit dat mijn moeder, Zus Moubis, vertelde dat Tonnie hier bevrijd was door de Russen. Dat verhaal klopt zeker niet want Kassel is door de Amerikanen op 4 april 1945 bevrijd en Tonnie geeft na de oorlog op dat hij daarna ook nog in Prenzlau gevangen gezeten heeft.

Kamp Prenzlau.

Kamp Prenzlau was een kamp dat onderdeel uitmaakte van het KZ-Aussenlager Neustadt-Glewe een van de buitenkampen van het beruchte concentratiekamp Ravensbrück. Ofschoon Ravensbrück een vrouwenkamp was werden er ook mannen gevangen gehouden zij het in zeer kleine aantallen van slechts enkele honderden. Prenzlau ligt in het noorden van Duitsland tegen de Poolse grens. De omstandigheden waren er ronduit slecht. Het kamp werd op 27 april 1945 bevrijd door Amerikaanse soldaten.

De bevrijding.

Ofschoon het kamp Prenzlau officieel op 27 april bevrijd werd gaf Tonnie later op dat hij Prenzlau op 30 april 1945 verlaten heeft. Tonnie heeft nooit veel over die periode verteld. Wat hij los liet was onder meer dat ze in de chaos van de laatste dag (of dagen?) tijdens een mars door de bossen, onderweg van het ene kamp naar het andere, met een aantal mensen ontsnapten. Doordat er velen links en rechts de bossen in renden en de bewaking de ontsnappingen niet meer kon bijhouden overleefden een aantal mensen deze mars. De vluchtelingen sloten zich aaneen en in de groep bevonden zich ook een aantal Poolse meisjes. De groep kwam op een boerderij terecht. Hier troffen ze brood, eieren en kippen aan. De kippen werden onmiddellijk geslacht en er werd een feestmaaltijd aangericht. Tonnie werd daar echter doodziek van. Zijn verzwakte lichaam, hij woog nog slechts 34kg, was niet meer bestand tegen deze grote hoeveelheid voedsel. Uiteindelijk vonden ze een paard met een kar die beladen was met een partij bontjassen. Gezamenlijk gingen een aantal Nederlanders op weg naar huis. Onderweg werden ze door geallieerde soldaten aangehouden en werd hun 'oorlogsbuit' afgenomen. Eind mei 1945, om precies te zijn op 29 mei 1945 wordt Tonnie verhoord door de geallieerden en woont hij in bij de familie Godemann in het stadje Güstrow op 162km van Prenzlau waar hij vrijgelaten werd.

Terug in Nederland.

Tonnie keert, waarschijnlijk met hulp van de geallieerden, op 6 juni 1945 in Nederland terug. Zoals alle terugkeerders werd hij met argusogen bekeken en is waarschijnlijk in een interneringskamp opgesloten om uit te zoeken wat hij in Duitsland gedaan had. Tonnie was 1,80m lang, woog net 34kg en was aan het einde van zijn krachten.

Het verhaal dat Zus Moubis over de terugkeer van Tonnie in Nederland vertelde luidde als volgt:
Tonnie zat in een kamp ergens in Nederland. Wat hij niet wist was dat zijn broer Gérard het commando voerde over dit kamp. En ook Gérard op zijn beurt wist niets van de aanwezigheid van zijn broer in het kamp. Vast staat dat Gérard vanaf 1 mei 1945 kampcommandant was van een kamp van bewaring in Hengelo. Hij zou de naam van zijn broer op de lijst met geïnterneerden hebben ontdekt en nam onmiddellijk maatregelen. Zo kwam Tonnie in Eindhoven in het noodziekenhuis op de Emmasingel terecht.

Huwelijk.

Vlak voor de oorlog had Tonnie verkering met ene Dymph van Gemert. Bij het proces in juli 1944 waren zijn broers Jo (mijn vader) en Gérard maar Dymph was in geen velden of wegen te bekennen. Wèl aanwezig was haar zus Marietje. Toen het vonnis geveld was zei Tonnie bij het afscheid tegen Marietje: “als ik terug kom trouw ik met je”. Op 25 juli 1947 trouwden Tonnie en Marietje in stilte op het gemeentehuis in Eindhoven. Tonnie was door de werkverschaffing bij de gemeente Eindhoven tewerkgesteld maar had al snel een baan als administrateur bij de DELA. Waar het pasgetrouwde stel na hun huwelijk woonde is een raadsel. Pas op 5 juni 1949, bijna twee jaar na de huwelijksvoltrekking kregen zij een zelfstandig onderkomen. In de tuin van Hagenkampweg 154 stond een Maycrete woning, een Amerikaanse noodwoning waarvan er duizenden in Eindhoven stonden. Ze hadden een woonvertrek van 3 bij 4 meter maar woonden zelfstandig.

Tonnie knapte langzaam enigszins op maar bleef ziekelijk. Op 28 juni 1950 om drie uur 's middags werd een dochtertje geboren maar bij aangifte is gemeld dat zij doodgeboren is. Op haar bidprentje heeft zij de naam Zulmee Blanche Suzanne gekregen. Anderhalf jaar later kreeg Marietje nog eens een miskraam en zij werd een nerveus wrak. Gelukkig kregen Tonnie en Marietje in augustus 1953 een huis aan de Kalverstraat 10 in Tongelre.

Ziek.

Na enige tijd was er ook geen werk meer voor Tonnie bij de DELA. Op 7 april 1952 werd hij als werkeloos hoofdarbeider tewerkgesteld bij de Woningbouwlening, een gemeenteinstelling. Vanaf 15 september 1952 had hij een taak op het Bevolkingsregister en vanaf 30 maart 1953 tot 30 juni 1953 werkte hij bij de afdeling Noodhuisvesting, allemaal functies bij de Gemeente Eindhoven. Medio augustus 1953 werd Tonnie ziek en hij werd 10 weken in het ziekenhuis opgenomen. Tijdens een vakantie een jaar daarvoor verbleef Tonnie met zijn vrouw Marietje in het huis van mijn ouders, zijn broer en schoonzus Jo en Zus Moubis aan de Raadhuisstraat 56 in Aalst. Schuin tegenover dat huis was een winkeltje van Net Cuppens. Na de vakantie benaderde Net Cuppens mijn moeder en liet omzichtig blijken dat mijn moeder beter niet meer zulke gasten in de vakantie in haar huis moest laten. 'Die man was 's morgens al straal bezopen!'. Tonnie was toen al doodziek en door kon door verlammingsverschijnselene al bijna niet meer praten.

Het Einde.

Tonnie takelde langzaam maar zeker af. Zijn motoriek werd steeds slechter. In mei 1954 meldde een maatschappelijk werkster dat Tonnie al bijna niet meer kon spreken, zijn rechterhand was verlamd en ook zijn linkerhand en -been vertoonden verlammingsverschijnselen. Op zijn sterfbed had Tonnie altijd tegen Marietje gezegd: “ als jij ooit met een ander in bed kruipt, zal ik aan het voeteneind staan” en hij trok dan een grimas en kromde zijn beide handen met gekromde wijsvingers als hoorntjes. Marietje is dan ook nooit meer hertrouwd. 


Tonnie stierf op 12 september 1954 thuis in zijn huis aan de Kalverstraat 10, precies een jaar nadat hij het huis toegewezen had gekregen.

Bronnen:           Th.P.M. Moubis-Esseling,
                        Stichting '40-'45
                        NIOD Amsterdam
                        ITS Arolsen
                        BHIC Archief advocaat Mr P.J.T.Scheefhals